Inwinning t.b.v. topografische kaart
Voor het actueel houden van de topografische kaart moeten regelmatig mutaties worden verwerkt. Veranderingen kunnen worden gemeld aan de beheerder van de kaart of worden geconstateerd op basis van luchtfoto’s. Regelmatig worden nieuwe tuchtopnames gemaakt. In het verleden met een frequentie van 3 tot 5 jaar; tegenwoordig jaarlijks.
Een topograaf gaat met een gedeelte van de luchtfoto in het terrein de veranderingen opmeten en intekenen in de kaart. Ook teksten kunnen worden aangepast.
Op de fiets, wordt een terreindeel naverkend. Met een meetlint kan bijvoorbeeld de breedte van een weg worden vastgesteld. De luchtfoto en de kaart zijn op een stuk hardboard. Al deze attributen worden in een stevige fietstas vervoerd.
Soms is het nodig om de fiets te laten staan en een roeibootje te gebruiken.
De topografische kaart was een kleinschalige kaart, schaal 1:10.000. Voor een goede leesbaarheid van de kaart, moeten objecten zoals wegen groter worden afgebeeld. Doormiddel van kleuren en lijnstijlen wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende wegtypes.
De weg wordt met een dubbele lijn gegraveerd in een ondergrond van Stabilene. Dit is een stevig kunststof filmmateriaal dat wordt gebruikt voor het drukken van de kaart.
Om een luchtfoto en de topografische kaart goed op elkaar af te stemmen, zijn er cirkels op bepaalde plaatsen in het terrein geschilderd. Het hart van deze “pascirkels” landmeetkundig ingemeten. De coördinaten staan in de kaart.
De witte pascirkels zijn op de luchtfoto goed te onderscheiden. Kaart en foto kunnen op deze manier precies op elkaar worden gelegd.